31 Januari 2008 :: 20:56
Rood betekent niet stoppen, maar een extra keertje kijken. Zo is het en niet anders.
Dus daar stond ik steeds weer in mijn eentje voor het rode licht. Reden we met een hele groep naar de stad en kwamen we een rood licht tegen, dan stopte ik keurig voor de streep en de rest niet. Oké, 's nachts om vier, vijf uur vond ik het ook niet nodig om te stoppen. Want dan kwám er niks. Maar 's middags in de spits: je reinste zelfmoordpoging, wat ik je brom.
In de loop der tijd begon ik mezelf raar te vinden. Was ik überbraaf of waren de anderen stom bezig? Was ik nu de vertragende factor? Kwamen we door mij te laat, ook al fiets ik tussen de stoplichten vlot door? De twijfel sloop binnen.
En terwijl ik me dat afvroeg als ik weer eens voor het rode licht stond te wachten, viel me iets op. Ik keek namelijk tegen de ruggen van mijn groepsgenoten aan, die niet voor het stoplicht waren gestopt, maar er net voorbij. Wachtend op ruimte om over te steken. Zij die lachten als ik de brave Hendrik speelde. En vaak gebeurde er het volgende: ik sta in mijn eentje voor het rode licht, zij net iets verder. Maar als mijn licht op groen sprong, bleven zij staan. Je merkte de twijfel bij hen: kan ik wel of kan ik niet oversteken? En dan was ik al op gang en er voorbij.
En zo leerde ik dat het helegaar zo slecht niet is om af en toe een beetje te braaf te zijn. Meestal wel natuurlijk, maar als ik weer eens wachtende en twijfelende fietsers inhaal, lacht de Hendrik in me toch even in zijn vuistje.
Moehaha
Over rood en groen en Hendrik
Toen ik ongeveer tien jaar geleden uit het brave Sittard vertrok om in het linkse bolwerk Nijmegen te gaan wonen, ging er een hele wereld voor me open. Ik, de jongen die zich altijd keurig aan de regels hield, werd geconfronteerd met een nieuwe regel, eentje die ik nog niet kende. Namelijk dat je je niet altijd aan de regels houdt. En zeker niet als het om rode stoplichten gaat. Want rode stoplichten, die zijn er alleen voor auto's. Ook als er een mannetje of een fietsje op staat.Rood betekent niet stoppen, maar een extra keertje kijken. Zo is het en niet anders.
Dus daar stond ik steeds weer in mijn eentje voor het rode licht. Reden we met een hele groep naar de stad en kwamen we een rood licht tegen, dan stopte ik keurig voor de streep en de rest niet. Oké, 's nachts om vier, vijf uur vond ik het ook niet nodig om te stoppen. Want dan kwám er niks. Maar 's middags in de spits: je reinste zelfmoordpoging, wat ik je brom.
In de loop der tijd begon ik mezelf raar te vinden. Was ik überbraaf of waren de anderen stom bezig? Was ik nu de vertragende factor? Kwamen we door mij te laat, ook al fiets ik tussen de stoplichten vlot door? De twijfel sloop binnen.
En terwijl ik me dat afvroeg als ik weer eens voor het rode licht stond te wachten, viel me iets op. Ik keek namelijk tegen de ruggen van mijn groepsgenoten aan, die niet voor het stoplicht waren gestopt, maar er net voorbij. Wachtend op ruimte om over te steken. Zij die lachten als ik de brave Hendrik speelde. En vaak gebeurde er het volgende: ik sta in mijn eentje voor het rode licht, zij net iets verder. Maar als mijn licht op groen sprong, bleven zij staan. Je merkte de twijfel bij hen: kan ik wel of kan ik niet oversteken? En dan was ik al op gang en er voorbij.
En zo leerde ik dat het helegaar zo slecht niet is om af en toe een beetje te braaf te zijn. Meestal wel natuurlijk, maar als ik weer eens wachtende en twijfelende fietsers inhaal, lacht de Hendrik in me toch even in zijn vuistje.
Moehaha